Voor ons zat een vrouw, rond de veertig, niet mooi of
knap, niet elegant of charismatisch. Maar gedrongen, doorleefd, bescheiden,
deskundig, onzeker.
Ze vertelde haar levensloop, haar huidige situatie en haar
dromen. Ze was de tweede die avond. Rond de tafel zaten twaalf managers van verschillende achtergrond. Het
thema van die avond was visie-ontwikkeling, visie op de toekomst, van jezelf en
van je werk, je ambitie en je loopbaan.
We hadden zojuist een krachtig succes verhaal ondergaan
van een van de mede cursisten. Ook hij
was uitgenodigd om ons te laten meezoeken naar zijn persoonlijke drijfveren en
idealen, onder de typische cursus motto’s:
“Uit je verleden lees je je toekomst” en
“Als je niet weet waar je heen wilt zul je er waarschijnlijk ook niet
komen”.
Nu was de aandacht op Berti, wat een kontrast. Haar
spreektrant was rustig, weifelend in het begin, maar gaandeweg natuurlijker.
Haar verhaal was heel gewoon, alledaags, maar toch was ik geïntrigeerd. Ze was
na de middelbareschool in de verpleging gegaan en had na haar opleiding een
baan gekregen in het instituut waar ze stage had gelopen. In de twintig jaar
die ze daar nu werkte had ze een emotionele band ontwikkeld met de
dubbelgehandicapten die daar verzorgd werden.
Ze was in de loop der jaren opgeklommen tot afdelingshoofd en had nu een aanbod gekregen om in een gerelateerd instituut directrice te worden. Haar dilemma was evident. Moest ze deze unieke gelegenheid aangrijpen om echt carrierre te maken, of moest ze haar commitment aan “haar” patiënten gestand houden.
Die nacht kon ik de slaap slecht vatten. Ik overdacht mijn
eigen keuzemomenten en de keuzes die ik gemaakt heb. Mijn prioriteiten. Mijn
omgeving. De toewijding en het geluk van een besloten gemeenschap, waar
langdurige verzorging en veiligheid de
belangrijkste factoren zijn. Vlak voor ik in slaap viel schoot me een fragment
van een gedicht in gedachte dat ik ooit uit m’n hoofd had geleerd toen ik 15
was.
…
Far
from the madding crowds’ ignoble strife
their
sober wishes never learned to stray
along
the cool sequestered vale of life
they
kept their noiseless tenor of their ways.
Full
many a flower is born to blush unseen
and
waste it’s sweetness on the deserts air.
The
boast of heraldry the pomp of pow’r
and
all that beauty, all that wealth e’er gave ,
awaits
alike th’inevitable hour.
The
paths of glory lead but to the grave.
Thomas
Gray,
“Elegy
on a country church yard” 1751
De volgende dag bleek voor Berti de beslissende dag te
zijn. Ze kwam wat later aan de lunchtafel. Met een bescheiden lachje, het hoofd
wat schuin voorover, vertelde ze dat ze de baan had afgewezen. Wat een
commitment was deze vrouw aangegaan , wat een diepgang zat er in de liefde voor
de mensen die aan haar zorg waren toevertrouwd. Het tumult van de
prestatiedrang en carrièredrift was verstomd, daar zaten we dan met onze
vragen. Over hoe we ons leven efficiënter en effectiever konden maken en hoe we
onze ondergeschikten konden op stuwen naar nog hogere prestaties. Na een korte
en uiterst merkwaardige stilte barstte er een daverend applaus en gejuich los.
Het was m’n eerste en enige feestje voor een baan die niet doorging.
HdA 1997