In de stromende regen kom ik onder mijn paraplu vandaan en
open de deur van onze stamkroeg. In het halfduister zie ik hem zitten. Na een
afwezigheid van 3 maanden; even terug. Hij is niet veranderd, misschien wat
meer ontspannen, zelfverzekerd. In een flits komen onze discussies terug van
voor hij vertrok. Ik had me serieus zorgen gemaakt. Zijn plannen waren
drastisch, soms dacht ik zelfs roekeloos. Het was begonnen met een breuk met
zijn oude vrienden. Na rijp beraad had hij driekwart van zijn vrienden uit zijn
adressenboekje geschrapt. Hij kon zich niet meer verenigen met de
oppervlakkigheid en lage frequentie van het kontact. “Ik concentreer me alleen
op die vrienden waarmee ik een diepgaand en intensief kontact kan opbouwen, de
rest is leuk als je elkaar weer eens tegen komt.” Versteld was ik, toen hij dat
die mensen ook persoonlijk is gaan vertellen! Een maand later wilde hij zijn
baan opgeven, omdat hij een hoogst onzekere freelance positie in het buitenland
ambieerde. Uren heb ik hem aangehoord en bevraagd, maar hij raakte daardoor
zelfs meer overtuigd. Ik vermoedde dat hij nieuwe wortels zocht na een
gestrande relatie. En dat waarschijnlijk zijn “niet- Nederlandse” afkomst hem
parten ging spelen. Nadat zijn vriendin met hem gebroken had was hij veranderd.
Hij was zich, zonder zichtbare provocatie, cynisch en laatdunkend uit gaan
laten over mensen met de zelfde etnische achtergrond. Was zijn streven om te
aarden in de Nederlandse samenleving mislukt?, een streven dat hem sedert zijn
elfde jaar een buitenbeentje in zijn familie had gemaakt? Is hij zoals zo velen
gevangen tussen twee werelden?; ontheemd door gebrek aan wortels?
Ikzelf ben ook buiten mijn geboorteplaats, slechts een
honderd kilometer, maar ver genoeg om van je vrienden en familie te vervreemden.
En ik niet alleen. Een studievriend waar ik oud en nieuw vierde had weer een
nieuwe baan, twee uur van zijn huis. Echter hij was dit keer niet van plan te
verhuizen, zei hij ’s nachts na het straatfeest; “Soms moet je een paal in de
grond slaan: Hier ben ik en hier blijf ik.” “Ik wil geen zwerver worden, ik wil
me ingraven in een gemeenschap, me committeren aan mensen.”
Die middag in dat waterige Nederland in dat half lege café
waren we weer een paar uur samen, alsof de buitenwereld alleen bestond in de verhalen
en anekdotes. Ik hing aan zijn lippen, met heimwee naar zijn avontuur.
Toen het al donker was
bracht ik hem weg met mijn auto, naar zijn volgende afspraak. Een van de
weinige oude vrienden die hij bewaard had. Later die avond zou hij vertrekken
naar het vliegveld. Voor de laatste keer bevraag ik hem, maar dan in de vorm
van een bevestiging: “Ik geloof dat je je stek gevonden hebt, zo zwervend en
ontdekkend!” Het antwoord was niet verrassend: “Ik voel me daar zo op mijn
gemak, waar ik ook kom in dat vreemde nieuwe land, wie ik ook spreek, het
prikkelt me door en door. En ik voel meer dan ooit het leven in me bruisen“.
Als in een droom zie ik onszelf van een afstandje zitten. In de stromende
regen. In een auto met beslagen ramen, elkaars rechterhand stevig omklemmend,
zwijgend. Hij gaat weer, nu voor een half jaar. Ik blijf achter, onrustig. Iets
knaagt er, misschien ben ik wel de ontheemde van ons twee.HdA (1998)